
Volgens de legende liet de Japanse shogun Ashikaga Yoshimasa in de 15e eeuw Chinese ambachtslieden zijn gebroken aardewerk herstellen. Zij pasten echter hun gebruikelijke herstelmethode toe: krammen (nietjes) over de breuklijnen plaatsen. Dat zag er niet mooi uit en was bovendien niet waterdicht. Daarom gaf hij zijn eigen Japanse vaklieden opdracht een betere oplossing te bedenken.
Zij kwamen met Kintsukuroi, wat “gouden herstel” betekent. Ze herstelden het aardewerk met gouden of zilveren lak, die de imperfecties accentueert in plaats van ze te verbergen. Zo wordt het gebroken stuk waardevoller dan voorheen. Sindsdien gelooft men in de Japanse esthetiek dat sporen van beschadiging en herstel bijdragen aan de schoonheid van het object. Die wijsheid wordt nog steeds toegepast—niet alleen bij het herstellen van porselein, maar ook binnen de Wabi-Sabi-filosofie, die veel heeft bijgedragen aan de waardering van Kintsugi in het helingsproces van een gekwetste ziel.
Ondertussen bestaat de oorspronkelijke techniek van Kintsugi nog steeds, en sinds de eerste toepassingen honderden jaren geleden zijn er talloze innovaties en alternatieven ontwikkeld die minder vakkennis en tijd vergen, maar toch hetzelfde prachtige resultaat opleveren.
